To participate in God’s mission : looking for an ecclesial structure to be a witnessing church today
De opkomst van de zogenaamde “zendingsgemeenten” binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken in
Nederland rond de eeuwwisseling confronteerde dit kerkgenootschap op een zeer directe manier met de vraag
hoe vormgegeven moet worden aan het kerk-zijn in een missionaire context.
Dit onderzoek, dat een bijdrage wil leveren aan het vinden van een antwoord op die vraag, onderzoekt allereerst
het missionair-ecclesiologische debat zoals dat plaatsvond in de wereldwijde missionaire beweging van de 20e
eeuw. De internationale zendingsconferenties vanaf 1910 tot 2010 worden bevraagd op centrale thema’s die met
dat missionair-ecclesiologisch debat samenhangen. Daarbij is zowel gekeken naar de conferenties die, sinds het
eind van de Tweede Wereldoorlog, georganiseerd werden vanuit de kring van de Wereldraad van Kerken, als ook
naar de congressen die vanuit de zogenoemde Lausanne Beweging werden gehouden.
Het onderzoek maakt duidelijk dat zending (missie) moet worden verstaan als een duidelijk onderdeel van het
heilsplan van de Drie-enige God, en dat Hijzelf voor de realisatie ervan zorgt in de missio Dei. De kerk is niet
alleen de vrucht van deze missie van God, maar is ook in haar bestaan en leven betrokken in deze missie. In en
door de kerk zet de Drie-enige God Zijn heilswerk in de wereld voort. De kerk is de gemeenschap van het
Koninkrijk van God, die in de tijd tussen de hemelvaart en de wederkomst van Christus, participeert in de
voortgaande uitvoering van de missio Dei.
Vervolgens wordt onderzocht hoe door vier missionaire theologen die van fundamentele betekenis zijn gebleken
in de gereformeerde context in Nederland over deze thematiek is gesproken. Achtereenvolgens wordt het werk
van Johan Herman Bavinck, Hendrik Kraemer, Johannes Verkuyl en James Lesslie Newbigin bestudeerd. Er
blijkt een duidelijke aansluiting bij het internationale discours, waarbij het eigen spreken van de bestudeerde
missiologen in de specifieke context van hun tijd daar concreet richting en invulling aan heeft gegeven. De kerk
is in haar bestaan en handelen onderdeel van het voortgaand heilshandelen van God.
Daarna is de missiologische discussie gedurende de laatste eeuw binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken in
Nederland onderzocht. Daarbij is gelet op wat er op de verschillende niveaus is bijgedragen aan deze discussie.
Wat blijkt uit “officiele” stemmen, zoals vastgelegd in synodale acta en rapporten van deputaten voor
evangelisatie, en wat wordt duidelijk als geluisterd wordt naar de stemmen uit het werkveld? Het wordt duidelijk
dat er weliswaar een ontwikkeling is waarin het bewustzijn dat de kerk haar bestaan heeft in een missionaire
context toeneemt, maar de vertaling van dat bewustzijn als het gaat om beleid en inrichting van het kerkelijk
leven blijft achter bij die ontwikkeling. Er is sprake van ambivalentie, onder anderen uitkomend in het
oneigenlijke onderscheid tussen “normale” en “zendingsgemeenten”.
Tenslotte worden alle onderzochte bronnen samengebracht. De respectieve thema’s die in deze studie
onderzocht zijn bieden in hun innerlijke samenhang een ecclesiologisch kader waarin zowel de identiteit van de
kerk als haar relatie tot de wereld tot hun recht komen. Er worden fundamentele elementen zichtbaar die
richtinggevend zijn als het gaat om het zoeken naar een kerkelijke structuur om een getuigende kerk te zijn in de
context van vandaag. Immers, als de kerk participeert in Gods missie, zal ze haar leven en organisatie, haar
structuur, op dat ingeschakeld zijn in die missie (moeten) richten en inrichten.
http://theoluniv.ub.rug.nl/426/1/2021%20Spijker%2C%20J.%20van%20%27t.pdf